Wat is klein en wat is groot? En wat is nog kleiner of nog groter?
Deze opdracht gaat over het onderzoeken van spullen uit de natuur.
Inleiding:
Bespreek met de kinderen wat groot is en wat klein is.

“Ben jij nog klein of ben jij al groot? Je bent kleiner dan je moeder, maar je bent groter dan een baby.” Laat een voorwerp zien, bijvoorbeeld een boek.
Vraag de kinderen om de beurt een voorwerp uit de klas aan te wijzen dat kleiner is dan het boek en daarna iets dat groter is dan het boek. Wat is het allerkleinste voorwerp in de klas? Wat is het allergrootste voorwerp in de klas? Ga vervolgens naar buiten.

1 Teken op de grond een kleine cirkel voor het kleine kikkertje en een reuzencirkel voor de reusachtige reiger.
Vraag de kinderen iets kleins te zoeken uit de natuur en als cadeautje voor kleine kikkertje in de kleine cirkel te leggen.
Laat ze daarna iets groots zoeken als cadeau voor de reusachtige reiger en in de reuzencirkel leggen.

2 Bekijk met elkaar de cadeautjes in de twee cirkels. Zijn alle kleine voorwerpen even groot? Zijn alle grote voorwerpen even groot?

3 Welk cadeautje is het allerkleinst? Haal dat voorwerp uit de kleine cirkel en leg neer als eerste van een reeks. Laat alle voorwerpen uit de kleine cirkel van links naar rechts op volgorde van grootte leggen.

4 Maak een tweede reeks van klein naar groot met de grote voorwerpen uit de reuzencirkel.

5 Kunnen de kinderen iets vinden dat nog kleiner is dan het allerkleinste cadeautje voor het kleine kikkertje en iets dat nog groter is dan het allergrootste cadeau voor de reusachtige reiger?
Leg het allerkleinste voorwerp dat gevonden is midden in de kleine cirkel en het allergrootste voorwerp in de reuzencirkel als geschenk.