Emotiegesprek
Start het kringgesprek
Doelgroep: 4+ (startvragen en verdiepingsvragen)
Stel één of meer ervarings- en belevingsvragen, bijvoorbeeld:
- Vertel de kinderen kort wanneer jij je laatst enorm blij voelde. Vertel wat je deed, hoe iedereen dat kon zien. Vertel dat je je niet elk moment zo voelt als toen. Vertel een moment dat je je verdrietig voelde. En ook een moment dat je zelf boos was. Vraag bij elke emotie 1 kind om ook een voorbeeld te geven van zichzelf.
Verdiepingsvragen
- Pak de plaat van het monster erbij. Hij voelt alle emoties door elkaar! Blij, boos, verdrietig en kalm tegelijk. Vraag of de kinderen hem kunnen helpen. Haal de stippen van zijn lichaam en doe ze in de flesjes. Vraag telkens 1 kind 1 kleur te pakken, en te bedenken welk gevoel dit kan zijn. Alles is hierin goed. Probeer door te vragen waarom een kind een bepaalde emotie aan die kleur koppelt.
- Doe het volgende voor: ieder kind heeft een flesje met een bepaalde kleur. De kinderen mogen in de kring met hun kaartje gaan lopen. Zet een muziekje op. Als de muziek stopt, geven de kinderen elkaar een high five en mogen ze elkaar vertellen welke kleur ze hebben en wat ze daarbij voelen. Stimuleer de kinderen ook om uit te leggen aan de ander wanneer ze dat voelen. (VB: ik heb rood, dan voel ik mij boos. Ik word boos als iets mij niet lukt). Wanneer beide kinderen het verteld hebben, ruilen ze van kaartje en steken ze hun handen weer in de lucht. De muziek start, en het proces gaat weer opnieuw.
Afsluiting
- Laat 3 kinderen vertellen wie ze gesproken hebben en wat ze voelden. Concludeer met de kinderen dat we allemaal gevoelens hebben, en dat die verschillend kunnen zijn.
Informatie voor de leerkracht
In een onderzoekend gesprek leren de kinderen van elkaar – van elkaars ervaringen, ideeën en verwondering.
De leerkracht is gespreksleider en faciliteert het gesprek door vragen te stellen en een veilige, respectvolle dialoog te waarborgen.
Een paar tips:
Spreek af dat de kinderen mogen vertellen wat zij denken, weten en voelen, en dat alle antwoorden altijd goed zijn;
Hanteer enkele gespreksregels zoals ‘Steek je hand op als je iets wilt vertellen’ en ‘Als een ander praat, luister je stil en aandachtig’;
Laat je eigen mening en kennis buiten het gesprek. Luister zonder oordeel naar de kinderen en waardeer hun ideeën (ook als ze anders zijn dan je verwacht).