Introductie:

  • Ga met elkaar in een kring zitten en bespreek wat emoties zijn. Wie kan een voorbeeld bedenken van een emotie (gevoel)?
  • Bekijk de foto’s op het werkblad
  • Benoem welke emoties jullie zien.

    – Waar zie je dat aan?
    – Probeer de gezichtsuitdrukking/lichaamshouding te beschrijven.

Warming-up

  • Ga met elkaar in een kring staan.
  • De kinderen mogen de basisemoties (boos, blij, bang, bedroefd) uitbeelden.

    Vraag ze dit te doen – zonder geluid te maken – door gezicht(suitdrukking) en lichaam(shouding) te veranderen. Help ze door te benoemen:

    Ik ben vandaag zo boos.
    Dat zie je aan mijn gezicht.
    Ik frons mijn wenkbrauwen.
    Ik knijp mijn ogen dicht.
    Ik ben vandaag zo boos.
    Dat zie je aan mijn lijf.
    Ik heb gebalde vuisten.
    En mijn benen staan heel stijf.

    Ik ben vandaag zo blij!
    Dat zie je aan mijn gezicht!
    Mijn mond laat een lach zien.
    En mijn ogen geven licht.
    Ik ben vandaag zo blij!
    Dat zie je aan mijn lijf.
    Mijn voeten dansen in het rond.
    En ik straal van kop tot kont.

    Ik ben vandaag zo bang
    Dat zie je aan mijn gezicht.
    Mijn ogen zijn groot en rond.
    Ik houd mijn handen voor mijn gezicht.
    Ik ben vandaag zo bang!
    Dat zie je aan mijn lijf.
    Ik sta te trillen op mijn benen.
    En ik maak me klein.

    Ik ben vandaag zo bedroefd.
    Dat zie je aan mijn gezicht.
    Mijn lippen zijn gepruild.
    Mijn ogen half dicht.

    Ik ben vandaag zo bedroefd.
    Dat zie je aan mijn lijf.
    Mijn schouders zijn gaan hangen.
    Er valt een traantje op de grond.
    als ik in mijn ogen wrijf.

Kern

• Laat de kinderen rondlopen op muziek (je kunt dit eventueel ook sturen/begeleiden met een tamboerijn of een ander ritmisch instrument). Als de muziek stopt kijken de kinderen naar de leerkracht. Laat de emoties (werkblad) om de beurt zien. De kinderen maken steeds in 3 tellen een standbeeld bij de emotie op de plek waar ze dan zijn. Blijf benoemen wat je ziet veranderen in lichaam en gezicht.

Verdieping

  • Laat de kinderen in een halve cirkel zitten (publieksopstelling).
  • Vraag steeds een klein groepje kinderen om voor de groep te komen staan.
  • Laat ze – zonder dat de rest van de groep het ziet – een emotie (werkblad)zien en vraag ze om hier een standbeeld bij te maken.
  • Laat de groep benoemen wat ze zien en welke emotie ze daarinherkennen.
  • Geef elkaar applaus!Afsluiting
  • Bespreek of het duidelijk is wat emoties zijn en waar je ze aan kunt herkennen.
  • Vraag welke emoties de kinderen leuk/makkelijk/moeilijk/spannend vonden om uit te beelden. Waarom wel/niet?
  • Herhaal de woorden: emoties, standbeelden (tableaus), gezichtsuitdrukking (mimiek), lichaamshouding (fysiek).

Benodigdheden

– werkblad (foto’s van emoties)

– muziek of ritmisch instrument

Informatie voor de leerkracht

Een spelopdracht geeft kinderen de kans om vanuit een onderzoekende houding (spelenderwijs) nieuwe kanten van zichzelf, de ander en de wereld om zich heen te ontdekken.

De leerkracht is spelbegeleider; het creëren van een veilige sfeer waarin leerlingen zich kwetsbaar op durven stellen is van essentieel belang.

Een paar tips:

Spreek af dat de kinderen hun eigen fantasie; ideeën, gedachten, gevoelens mogen uitbeelden, en dat er geen goed of fout bestaat in het doen alsof;

Hanteer enkele gedragsregels zoals ‘Als je speelt, concentreer je je op je eigen spel’ en ‘Als je publiek bent, luister je stil en kijk je aandachtig naar het spel van de ander’.

Zet zelf de eerste stap door te durven doen alsof. Onderzoek samen hoe je gezichtsuitdrukkingen (mimiek), lichaamshouding/bewegingen (non-verbale communicatie) en stem (intonatie) kunt inzetten om verschillende rollen en gebeurtenissen uit te beelden.