Emoties
Start
Speel ter introductie een kringspel. Vraag één van de kinderen om naast de leerkracht te komen staan. Fluister hem of haar een emotie in het oor, bijvoorbeeld: bang, vrolijk, boos, rustig, verbaasd, sterk, verdrietig, trots of verliefd. Vraag de leerling om deze emotie uit te beelden voor de groep: Hoe ziet het eruit als je je zo voelt? Wat doe je dan?
Vraag vervolgens of de groep kan raden om welk gevoel het gaat.
Herhaal deze opdracht een paar keer met verschillende leerlingen en verschillende emoties.
Verdieping
Stel één of meer onderzoekende, filosofische vragen, bijvoorbeeld:
- Welke gevoelens heb jij wel eens (gehad)?
- Bestaan er nog meer gevoelens? Welke kunnen we bedenken?
- Kun je zien hoe iemand zich voelt? Waaraan zie je dat?
- Kun je horen hoe iemand zich voelt? Waaraan hoor je dat?
- Zijn er ook gevoelens die je niet kunt zien of horen?
- Wat gebeurt er met jou als je ziet dat iemand blij is? Wat doe je dan?
- Wat gebeurt er met jou als je ziet dat iemand verdrietig is? Wat doe je dan?
- Heeft iedereen gevoelens? Ook dieren? En knuffels?
Afsluiting
Sluit het gesprek af met een korte samenvatting.
Informatie voor de leerkracht
In een onderzoekend gesprek leren de kinderen van elkaar – van elkaars ervaringen, ideeën en verwondering. De leerkracht is gespreksleider en faciliteert het gesprek door vragen te stellen en een veilige, respectvolle dialoog te waarborgen.
Een paar tips:
Spreek af dat de kinderen mogen vertellen wat zij denken, weten en voelen, en dat alle antwoorden altijd goed zijn;
Hanteer enkele gespreksregels zoals ‘Steek je hand op als je iets wilt vertellen’ en ‘Als een ander praat, luister je stil en aandachtig’;
Laat je eigen mening en kennis buiten het gesprek. Luister zonder oordeel naar de kinderen en waardeer hun ideeën (ook als ze anders zijn dan je verwacht).