Emotiespel

Doel: kinderen proberen emotie uitdrukkingen bij een ander kind te herkennen. Druk de emotiekaartjes van de website bij de link een aantal keren af, zodat u evenveel kaartjes hebt als leerlingen. Snijd of knip de kaartjes los. Het maakt niet uit als er kaartjes dubbel zijn. U kunt zelf kijken welke kaartjes bij de leeftijd passen.

 Laat de kinderen een tikspelletje doen. Wanneer het kind getikt is krijgen ze van de tikker een emotiekaartje. Het kind moet als een standbeeld staan en de gezichtsuitdrukking van het kaartje overnemen (blij, boos, bang, etc.). Wanneer iemand bij hen kan raden welke emotie ze uitbeelden, zijn ze vrij en doen ze weer mee met het tikspelletje. Het kaartje mogen ze op de grond laten liggen tot het einde van het tikspelletje.

B. Boetseerspel

Doel: kinderen proberen zich voor te stellen welke houding een kind aanneemt bij een bepaalde emotie.
Deel de kinderen op in tweetallen. De kinderen mogen een standbeeld maken. Een standbeeld van een kind. Doe bij een kind voor hoe je de ander kunt kneden. De ander is eigenlijk gemaakt klei. Til de arm van het voorbeeldkind op. Kijk of de arm blijft zo staan. Zelfs het gezicht kun je voorzichtig kneden. Door voorzichtig bijvoorbeeld bij de mondhoeken naar boven te drukken wordt het gezicht blij, naar beneden boos of verdrietig. De tweetallen maken beelden.
Het kan een beeld zijn van een kind wat na de vakantie zijn beste vriend weer ziet en heel blij is. Of is het een verdrietig beeld, omdat het kind niemand heeft om te spelen? Misschien zelfs een beeld van een kind dat weg wilt lopen omdat het geen zin meer heeft in het spel? Zit het met de armen over elkaar? Hangt het met de schouders naar beneden?

Afsluiting Fotospel

Bij een fotospel bevriezen de kinderen door niet meer te bewegen op een bepaald teken van de leerkracht. Maak samen foto’s van 2 vrienden die samenspelen. Deze opdracht wordt nog steeds in tweetallen uitgevoerd. Wijs bij elk tweetal een persoon 1 en een persoon 2 aan. Persoon A voert de emotie uit, persoon B mag hierop reageren.

 U telt tot 3 en bij 3 komen de kinderen in actie:

  • Ik tel tot 3 en dan zie ik kind 1 dat boos op de grond zit, omdat hij kikkers moet vangen en dat zielig vindt. Kind 2 is bezig kikkers te vangen.
  • Ik tel tot 3 en dan zie ik kind 1 dat verdrietig is, omdat het knikkeren lastig vindt. Kind 2 is aan het winnen.
  • Ik tel tot 3 en dan zie ik een kind dat boos wil weglopen, omdat hij het spelletje knikkeren niet meer leuk vindt. Kind 2 probeert het andere kind te troosten.
  • Ik tel tot 3 en dan zie ik 2 kinderen die blij zijn om elkaar te zien na de lange vakantie.
  • Bedenk er samen nog een paar.