Instructies voor de leerkracht:

Tijdens een geleide fantasie vertel jij een verhaal en de leerlingen spelen het verhaal uit. Deze opdracht doe je met iedereen tegelijkertijd. 

  • Lees de tekst rustig voor, met een kalme stem. Laat pauzes vallen zodat de kinderen tijd hebben om te bewegen en zich in te leven.
  • Zorg voor een open ruimte waar de kinderen vrij kunnen bewegen.
  • Muziek van Rene Aubry kan de sfeer versterken. 

Start van de fantasie

“Ga allemaal lekker zitten of liggen op de grond. Sluit je ogen als je dat fijn vindt, of kijk rustig naar een plekje voor je. Adem in… en adem uit. Stel je nu voor dat je een piepklein eitje bent. Je ligt op een groot, groen blad in de zon. Het is warm en veilig. Je voelt je rustig en stil.”

Je wordt een rups

“Op een dag breekt het eitje open. Jij komt eruit! Eerst je ene voetje.. Dan je andere voetje. Je bent een kleine rups. Kijk eens om je heen. Het blad waarop je zit, is enorm groot. Je voelt hoe je kleine pootjes de grond raken. Langzaam begin je te kruipen. Hoe kruip je als een baby rups? Laat het maar zien.
Je voelt je hongerig. Wat eet een rups? Ja, blaadjes! Begin maar blaadjes te eten, hapje voor hapje. Mmmm, wat zijn ze lekker. Je groeit en groeit. Je lijf wordt steeds groter en steviger. Je beweegt door het gras en ontdekt de wereld om je heen.”

Je maakt een cocon

“Nu voel je je moe. Je zoekt een rustig plekje om je op te rollen. Daar begin je een cocon te maken. Een cocon is een huisje voor de rups. Je wikkelt jezelf helemaal in. Het is donker en warm in de cocon. Hierbinnen kun je uitrusten. Je voelt je veilig en rustig. Je blijft een tijdje stil liggen terwijl er iets magisch gebeurt. Je verandert. Er beginnen 2 vleugels te groeien op je rug. En je krijgt 6 pootjes.”

(Laat de kinderen een moment stil liggen met gesloten ogen.)

Je wordt een vlinder

“Langzaam voel je dat je wakker wordt. De zon komt op en je huisje wordt steeds warmer. Je hebt zin om uit je cocon te gaan. Je cocon breekt open en je strekt je lichaam uit. Je hebt nu vleugels! Hele mooie, gekleurde vleugels. Beweeg je vleugels maar eens rustig op en neer. Hoe voelen ze?
Je probeert te vliegen. Eerst langzaam, dan wat sneller. Je vliegt omhoog en zweeft door de lucht. Kijk eens hoe mooi de wereld eruitziet van boven! Je ruikt bloemen en proeft nectar. Je voelt je vrij en blij. We gaan eerst als een langzame grote vlinder vliegen met grote vleugel slagen. Wauw wat zijn jullie mooi. Nu worden we een kleine snelle vlinder. Zullen we nu veranderen in een huppel vlinder? Die spingt van bloem naar bloem. En als laatste veranderen we in een dansvlinder.”

Dit kan je nog een aantal keer herhalen en wisselen van soorten vlinders. 

Kijkmoment

Als kijkmoment kan je ze naar elkaar laten kijken. 5 leerlingen vliegen als vlinders door het lokaal en het publiek kan kijken welke vlinders ze zijn.