Vijf korte opdrachten over amplitude, te combineren naar keuze

Opdracht 1 – Hard en zacht op een instrument  (10 min.) 

Doel

Leerlingen laten ontdekken dat amplitude bepaald hoe hard of hoe zacht een geluid is.

Materialen

Gebruik het aanwezige instrumentarium: trommeltjes, shakers, etc… Anders potloden en andere aanwezige materialen die geluid maken.

Actief

Laat elke leerling een instrument spelen en vraag steeds naar hard en zacht.

Reflectie

Bespreek dat wanneer je het instrument zachter bespeeld de trilling kleiner wordt en dat daarmee de amplitude kleiner is.

Wat voel je bij een hard geluid en wat bij een zacht geluid?

Hoe weet je of het geluid harder of zachter is?

Opdracht 2 – Trillende ballon  (10 min.) 

Doel

Leerlingen het verschil tussen hard en zacht laten voelen.

Materialen

Opgeblazen ballonnen

Activiteit

Laat kinderen praten met hun mond vlakbij de ballon en voelen hoe de ballon trilt.

Experimenteer met hard en zacht.

En laat ze observeren wat het verschil is.

Reflectie

Hoe voelt de ballon als je hard praat? Hoe als je zacht praat?

Wat gebeurt er met de trillingen?

Opdracht 3 – Dansende geluidsgolven  (15 min.)  (10 min. als de leerlingen het zelf maken ) 

Doel

Leerlingen laten ervaren hoe geluidsgolven met verschillende amplitudes eruit kunnen zien.

Materialen

Doorzicht folie

Bak, kom of doos

Rijst of confetti

Bluetooth speaker

Actief

Span het folie over de bak, kom of doos.

Strooi de rijst of confetti erop.

Speel zachte muziek en observeer hoe de rijst of confetti zich gedraagt.

Verhoog het volume en observeer.

Reflectie

Wat gebeurt er met de rijst of confetti als de muziek zacht aanstaat?

Wat gebeurt er als de muziek hard aanstaat?

Hoe komt dat?

Hoe zie je de kracht van amplitude?

Opdracht 4 – Fluisteren of schreeuwen?  (15 min.) 

Doel

Leerlingen laten ervaren hoe verschil in amplitude aanvoelt.

Actief

Laat kinderen in tweetallen staan.

Een leerling fluistert een woord, de ander probeert het woord te horen. Laat de leerling steeds luider praten totdat de ander het hoort.

Wat is het verschil met als je dat woord schreeuwt?

Meet de afstand van waar de fluisterende leerling gehoord kan worden en vergelijk dat met de schreeuw variant. (Dit werkt beter buiten ivm afstand)

Reflectie

Hoe ver kan je geluid horen bij fluisteren en bij schreeuwen?

Wat zegt dit over de geluidsgolven?

Opdracht 5 – Hoeveel geluid kunnen we maken?  (10 min.) 

Doel

Leerlingen testen in groepsverband hoe amplitude werkt.

Materialen

Decibelmeter app

Stem

Handen

Actief

Zet de decibelmeter app aan.

Vraag de groep om zacht te klappen.

Vraag de groep om hard te klappen.

Doe nu hetzelfde maar allemaal dezelfde puls.

Eerst zacht dan hard

Herhaal nu maar met stemgeluid.

Reflectie

Wat is harder, hard klappen door elkaar heen of hard ritmisch klappen?

Klopt je gevoel met dat wat de decibelmeter aangeeft?