Suusje doet boodschappen: Voorleesverhaal

Doel: denken over andere tijden. Vandaag ziet onze wereld er anders uit dan 800 jaar geleden. Vertel eerst dat er twee verhalen zijn waarvan er één over vroeger gaat. Lees de twee verhaaltjes voor. Vraag of iedereen alle woorden begreep.

Verhaal 1
Het was twaalf uur en Suusje had haast. Ze wachtte op de bus en moest naar de stad. Moeder had gevraagd of ze op de markt een paar dingen wilde kopen. Op een briefje stond het: 12 eieren, 500 gram kaas en een pakje margarine. Ze mocht ook wat lekkers uitzoeken bij een snoepkraam of als ze er zin in had bij de fruitkraam. Misschien lagen daar wel mango’s net als vorige week. De bus was laat. Opeens werd een gebrom in de verte steeds harder. De bus kwam knorrend de hoek om en remde vlak voor Suusje. Ze had in haar linkerhand de tas met het briefje en rechts knelde ze de ov kaart tussen haar vingers. De buschauffeuse opende de deur die met een sissend geluid openging. Suusje hield haar kaart voor een kastje dat een piepje liet horen. Dat piepje betekende dat ze het goed had gedaan. Op de markt was het druk en bij de kaaskraam stonden veel mensen te dringen. Dat betekende dat Suusje goed op haar beurt moest letten want er was altijd wel iemand die probeerde voor te dringen. Het ging gelukkig snel en alles zat binnen de kortste keren in de tas en Suusje mocht iets lekkers zoeken. Snoep of fruit? Even later zat ze weer in de bus terug naar huis met in haar tas een paar grote mango’s en een kleine kokosnoot, die lagen boven op het doosje eieren, de kaas en een pakje margarine.

Verhaal 2
Suusje stond aan de viersprong waar twee wegen elkaar kruisten. Het was bijna noon De zon stond hoog boven haar hoofd en zij moest naar de markt in het dorp dat een uur gaans was vanaf waar ze woonde. Moeder had haar wel drie malen verteld dat ze een dozijn eiers en een pond kaas moest zien te halen op de weekmarkt. Ze droeg een korf waarin genoeg ruimte was voor alles. Ze moest ook zorgen dat ze bij de uitbeender of slachter wat reuzel kon krijgen om mee te kunnen bakken. Ze had nu al een paar minuten staan wachten in de hoop dat er een boerenwagen langs zou komen om mee te rijden. Ze besloot te lopen en stapte spoedig stevig door. Na een tijdje hoorde ze geratel en gekletter op het zandpad achter zich en daar kwam een wagen aan. De voerman was de timmerman die vlak bij haar woonde. Zijn dochter was haar vriendin. Meerijden? Riep de man en zonder het antwoord af te wachten liet hij het paard inhouden en hielp haar opstappen. De man had harde handen van het zagen, snijden boren en hameren. Ze klauterde in de bak achter de bok en zat plat op de bodem van de kar die danig op en neer ging. De man vroeg: “Zo meidje, mart zeker?” Suusje knikte. Zo met de wagen ging het snel. Ze bonkte wel op en neer en soms kraakte de wagen heel hard. Op de markt was het druk zoals elke week. Veel mensen kende ze en iedereen groette haar. Ook de marktkooplieden kenden haar. Mensen liepen te kijken naar de waar. Er werd gevoeld en geknepen en de mensen die spullen verkochten legde voortdurend de koopwaar op een andere plek zodat andere dingen zichtbaar werden. Na een rondje had Suusje alles wat ze hebben moest Voorzichtig schikte ze de eieren in een kringetje onder in de mand. Daartussen legde ze de kaas in een doek en het stuk verse reuzel. Toen maakte Suusje zich op om naar huis te lopen. De lucht werd een beetje grauwer en terwijl ze naar de wolken keek hoorde ze een stem achter haar zeggen: ‘Klim d’r maar snel bij, dan redden we het nog net tot huis.” Ze keek om en zag dezelfde Timmerman die haar ook al had gebracht. Met een blij gezicht zat Suusje weldra weer te hobbelen en ze hield het mandje met twee handen op schoot zodat alles stil kon blijven liggen.

Vragen: Er zitten soms woorden in een verhaal die we niet kennen. Welke? Wat zouden die woorden betekenen? Kun je dat uit het andere verhaaltje halen? Er zijn ook dingen die maar in één verhaal voorkomen. Welke?
Wordt er in één van de verhaaltjes iets over het weer verteld. Zo ja, wat?