Vooroordelen
De kinderen reflecteren naar aanleiding van de voorstelling ‘De Wenteltoren’ op de opdracht ‘Wie zijn deze zes?’ Klopt het wat de kinderen voorspeld hadden over de personages?
1- Nabespreken: Vooroordelen
Bespreek de voorstelling met de leerlingen. Laat de leerlingen de ingevulde paspoortpagina’s en de collages zien die ze gemaakt hebben in de opdracht van ‘Wie zijn deze zes?’. Ze hebben hierbij voorwerpen, hobby’s, kleuren en namen bedacht bij de personages. Bespreek per paspoortpagina + collage wat wel of niet klopt met het echte personage uit de voorstelling.
Stel daarbij één of meer onderzoekende, filosofische vragen, bijvoorbeeld:
- Waarom dacht je dat over die persoon?
- Waarom kunnen vooroordelen slecht zijn?
- Zijn vooroordelen altijd slecht? Of niet?
2. Opdracht: Schrijfgeheimen
Elk kind schrijft op een papiertje iets waarvan hij of zij denkt dat de rest van de klas dit nog niet weet. Een hobby, iets wat je goed kan, je lievelingseten, of je huisdier. We hangen dit allemaal bij elkaar op een groot vel. Extra: Bekijk de teksten met de hele klas. Bespreek per tekst bij wie het hoort.
Benodigdheden
- Ingevulde werkboekjes uit de opdracht van ‘Wie zijn deze zes?’
- Losse kleine (post-it) papiertjes
Tips voor de leerkracht
In een onderzoekend gesprek leren de kinderen van elkaar – van elkaars ervaringen, ideeën en verwondering. De leerkracht is gespreksleider en faciliteert het gesprek door vragen te stellen en een veilige, respectvolle dialoog te waarborgen.
Een paar tips:
- Spreek af dat de kinderen mogen vertellen wat zij denken, weten en voelen, en dat alle antwoorden altijd goed zijn;
- Hanteer enkele gespreksregels zoals ‘Steek je hand op als je iets wilt vertellen’ en ‘Als een ander praat, luister je stil en aandachtig’;
- Laat je eigen mening en kennis buiten het gesprek. Luister zonder oordeel naar de kinderen en waardeer hun ideeën (ook als ze anders zijn dan je verwacht)