Wat zou een potlood willen zeggen?
Kinderen na te laten denken over de wereld om hen heen. Ze leren zich in te leven in een ander perspectief en worden zich meer bewust over hun eigen gewoontes en die van anderen. Het verbindt de kijkervaring met het eigen leven van de leerling.
Vraag als leerkracht de leerlingen een voorwerp te kiezen dat de leerlingen vaak gebruiken en stel de vraag: “Zoek een voorwerp dat je vaak gebruikt (zoals je schooltas, een gum), of iets dat thuis belangrijk is (zoals een tv), of zelfs iets dat bijna nooit wordt gebruikt (zoals een oude speelgoedauto, een stoffige plantenspuit of een voorwerp dat nog in de verpakking zit). Vraag de leerlingen zich te verplaatsen in het voorwerp en stel hierbij de volgende vragen:
Stel je voor dat jouw voorwerp kon praten. Hoe zou het zich voelen? Wat zou het willen zeggen? Vraag de leerlingen een monoloog te schrijven (een korte tekst waarin het voorwerp ‘praat’). Je kunt hiervoor deze vragen gebruiken:
- Hoe vaak wordt dit object gebruikt, en door wie?
- Hoe vindt het object dat? Is het blij, moe, of misschien een beetje boos?
- Wat zou het object zeggen tegen de mensen die het gebruiken?
Schrijf (of teken):
Schrijf een kort stukje tekst waarin je het voorwerp laat praten van minimaal 10 regels.
Of maak een strip of tekening over een dag in het leven van jouw object.
Vraag de leerlingen: lees jouw tekst voor of laat jouw strip zien aan de klas.
Durf jij jouw object tot leven te brengen en voor iedereen te vertellen wat het denkt?