Start het kringgesprek

  • Wat is een vriend?
  • Wanneer ben je vrienden?
  • Wat is het verschil tussen iemand die je gewoon kent en een vriend?
  • Hoe noem je iemand die je kent maar geen vriend is? (kennis)
  • Wat doen vrienden samen/ voor elkaar?
  • Moet je dezelfde dingen leuk vinden?
  • Kan iemand die familie is je vriend zijn?
  • Moet je vrienden zijn om met iemand te spelen?
  • Wanneer is iemand een goede vriend?
  • Wat doe jij het liefst met je vrienden?

Verdieping

Over Oetje, Brommetje en Roos (samenspelen)

  • Waarom vond Oetje de spelletjes van Brom niet leuk?
  • Of Waarom was Roos boos op Bram?
  • Waarom bedacht Brom spelletjes die Oetje niet leuk vond? (teveel goede ideeën en uit enthousiasme Hoe vind je dat ze het hebben opgelost? Roos en Bram…… en Oetje en Brommetje?
  • Met wie uit de voorstelling zou je wel vrienden willen zijn en waarom? Waarom met Roos? (of Oetje of Brommetje)

Over samenspelen in de klas

De juf/meester doet voor hoe je meedeelt dat je samen iets gaat doen (bedenk zelf een voorbeeld: Wij gaan nu… ).

  • Zouden de kinderen dan willen meespelen, als het zo ‘gevraagd’ wordt?

U kunt het eventueel ook als een kind vragen: heel lief, heel commanderend, heel boos, heel ongeduldig, zenuwachtig, verveeld, etc. U kunt er dan ook een rollenspel van maken steeds met 1 kind tegenover u.

  • Hoe kan je aan iemand vragen of hij/zij wil meespelen?
  • Wat doe je als dat vriendje liever iets anders wilt spelen? of
  • Hoe los jij het op, als iemand een spelletje wil doen wat je niet leuk vindt?
  • Hoe los je het op als een vriendje steeds de spelletjes wilt bedenken en jou niet aan de beurt laat om iets te bedenken?

Informeer gerust naar eigen ervaringen van de kinderen met deze dilemma’s.

Informatie voor de leerkracht

In een onderzoekend gesprek leren de kinderen van elkaar – van elkaars ervaringen, ideeën en verwondering.

De leerkracht is gespreksleider en faciliteert het gesprek door vragen te stellen en een veilige, respectvolle dialoog te waarborgen.

Een paar tips:

Spreek af dat de kinderen mogen vertellen wat zij denken, weten en voelen, en dat alle antwoorden altijd goed zijn;

Hanteer enkele gespreksregels zoals ‘Steek je hand op als je iets wilt vertellen’ en ‘Als een ander praat, luister je stil en aandachtig’;

Laat je eigen mening en kennis buiten het gesprek. Luister zonder oordeel naar de kinderen en waardeer hun ideeën (ook als ze anders zijn dan je verwacht).