Tegenstellingen
Na de voorstelling
Start het kringgesprek
Doelgroep: 4+ (startvragen)
Reuzen zijn groot en kabouters zijn klein.
-
- Kun jij nog meer dingen bedenken die groot zijn?
- Kun jij nog mee dingen bedenken die klein zijn?
De reus hield van rustig en de kabouters waren druk.
- Kun jij plekken bedenken die rustig zijn?
- Kun jij plekken bedenken die druk zijn?
Verdieping
De reus zocht een plek om te wonen. Niet te nat en niet te droog, niet te hard en niet te zacht.
- Hoort alles bij iets anders (een tegenstelling), zoals hoog bij laag, kort bij lang en licht bij donker?
- Hoe is dat bij jezelf? Horen bij jou ook tegenstellingen? Probeer het eens uit, bijvoorbeeld:
– ik ben een mens, geen …
– ik houd van zoet, niet van…
– ik houd van zon, niet van …
– als ik slaap, ben ik niet …
– als ik lach, ben ik niet … - Kun je ook vrolijk en verdrietig tegelijk zijn?
- Kun je druk en rustig tegelijk zijn?
- Kan iets groot en klein zijn tegelijk?
- Is het moeilijk om over tegenstellingen na te denken?
Afsluiting
Sluit het gesprek af met een korte samenvatting.
Informatie voor de leerkracht
In een onderzoekend gesprek leren de kinderen van elkaar – van elkaars ervaringen, ideeën en verwondering.
De leerkracht is gespreksleider en faciliteert het gesprek door vragen te stellen en een veilige, respectvolle dialoog te waarborgen.
Een paar tips:
Spreek af dat de kinderen mogen vertellen wat zij denken, weten en voelen, en dat alle antwoorden altijd goed zijn;
Hanteer enkele gespreksregels zoals ‘Steek je hand op als je iets wilt vertellen’ en ‘Als een ander praat, luister je stil en aandachtig’;
Laat je eigen mening en kennis buiten het gesprek. Luister zonder oordeel naar de kinderen en waardeer hun ideeën (ook als ze anders zijn dan je verwacht).