Al spelenderwijs onderzoeken de kinderen wat geluid is en wanneer een klank muziek wordt. Wanneer klinkt iets hard of zacht, hoog of laag, vrolijk of verdrietig, groot of klein?

–   Als je je hand op je keel legt en je maakt geluid met je stem, voel je dan iets? En als je je hand op je borst legt en je maakt weer geluid, voel je dat? Waar op je lichaam kan je allemaal het geluid voelen dat je met je stem maakt?

– Laat de kinderen 4x op de grond stampen. Is dit al muziek? En wat nou als we er een lied bij zingen terwijl we op de grond stampen? Dan wordt het ineens een ritme!

–   Bind elastiekjes om een bekertje en om een open doos heen. Welke van de 2 zal een hoger geluid maken? Welke geeft een laag geluid? Ontdek door aan de elastiekjes te trekken wat een hoge of een lage klank geeft.

–   Als je met een potlood slaat op een metalen deksel (een soort bekken), wat voor geluid geeft dat dan? En als je op een euromunt slaat? Of een bierviltje? Hoor je een “boiiiiiinggggg” of een simpele “tok”? Verschillende materialen geven verschillende klankkleuren, en de grootte van het instrument is daar ook van op invloed!

–   Wat is hard en zacht? Luister maar eens wat er gebeurt als je 2 stoffen etuis tegen elkaar slaat. Of als je een boek op een ander boek laat vallen. Hoe klinkt het als je 2 linialen tegen elkaar tikt of 2 potloden? Hoe verschilt dit geluid van elkaar?

 

Bedenk nu in groepjes een ritme met je eigen object-instrumenten of met bodypercussie. Laat jullie ritme een keer aan de andere groepjes horen.

Speel het dan eens allemaal tegelijk, terwijl de docent de maat klapt. 

 Dit spel kan ook met ritmekaarten gedaan worden waarbij de kinderen het ritme van de aangewezen kaarten moeten spelen op hun “instrumenten”, en zo gelijk iets leren over ritme en beat! 

Benodigdheden

–   Elastiekjes

–   Bekertjes

–   Schoenendoos

–   Papier

–   Metalen deksel van bijvoorbeeld een pan of prullenbak

–   Muntgeld

–   Boeken

–   Potloden en etuis