Zelfkennis
Na de voorstelling
Start het kringgesprek
Doelgroep: 4+ (startvragen); 5+ (verdiepingsvragen)
- Waar ben jij goed in? Wat kun jij goed?
- Is er iets wat je niet goed kunt, maar wel zou willen doen?
- Hoe kun je dat leren of oefenen?
Verdieping
Stel één of meer onderzoekende, filosofische vragen, bijvoorbeeld:
- Hoe kun je weten waar je goed in bent?
- Hoe kun je weten waar je niet goed in bent?
- Moet je alles kunnen? Kan dat wel?
- Ben je goed zoals je bent? Waarom (niet)?
- Zou je wel eens iemand anders willen zijn? Waarom?
Afsluiting
Sluit het gesprek af met een korte samenvatting.
Informatie voor de leerkracht
In een onderzoekend gesprek leren de kinderen van elkaar – van elkaars ervaringen, ideeën en verwondering.
De leerkracht is gespreksleider en faciliteert het gesprek door vragen te stellen en een veilige, respectvolle dialoog te waarborgen.
Een paar tips:
Spreek af dat de kinderen mogen vertellen wat zij denken, weten en voelen, en dat alle antwoorden altijd goed zijn;
Hanteer enkele gespreksregels zoals ‘Steek je hand op als je iets wilt vertellen’ en ‘Als een ander praat, luister je stil en aandachtig’;
Laat je eigen mening en kennis buiten het gesprek. Luister zonder oordeel naar de kinderen en waardeer hun ideeën (ook als ze anders zijn dan je verwacht).